Ik heb laatst een aanslag gepleegd op Harm zijn leven. Bijna vergiftigd. Nee, dit keer niet met suiker, daar is zijn lichaam blijkbaar prima tegen bestand. Maar ik zal even bij het begin beginnen.
De winter heeft bij ons de deur uit zijn sponning getrapt. Verkoudheid en aanverwante kwalen gieren door het huis. Bij de eerste kuch, spring ik in de houding en laat ik zien waar ik goed in ben. Geld uitgeven. Harm vindt een arsenaal aan zuigtabletten, hoestdrank en Advil in zijn schoen. Lientje krijgt drie soorten zalf en handschoentjes voor haar winterhanden en hippe zakdoekjes voor haar druipneus. Luc neemt genoegen met neusspray, zetpillen en oordruppels tegen zijn oorpijn. Iedereen gepamperd behalve moeders. Maar dat komt nog, maak je geen zorgen.
Manlief is al een tijdje verkouden/grieperig. Gelukkig gaat hij niet heel zielig en kreunend op de bank hangen. Maar eerlijk gezegd vind ik zieke mensen gewoon vies. Ze wasemen snot en kots in je gezicht en hun warme lijflucht zou niet misstaan in een bejaardentehuis waar ze zich hun laatste wasdag niet meer kunnen herinneren (en dat ligt niet aan de alzheimer). Maar goed je hebt een belofte gedaan in de trant van ‘als je ziek bent zal ik ervoor zorgen dat de dood ons scheidt’, dus daar hou ik me aan. Iets te letterlijk. Harm lag naast me in bed te blaffen en tussendoor vroeg hij om paracetamol en een emmer. Ik hoorde de brokken kots elkaar al een high five geven in zijn maag-darmkanaal. Dit zou een lange nacht worden. Het staat me namelijk nog vers in het geheugen, de laatste keer dat Harm ziek was. En de wc te min vond voor zijn braaksel. De badkuip voldeed beter. Terwijl ik een nat washandje en een glaasje water aan mijn brakke brakende mannetje gaf, probeerde ik de geur niet langs mijn neusvleugels te laten komen. Tevergeefs. En omdat ik wist dat die geur morgen echt niet weg zou zijn, zat er maar één ding op. Met mijn slaperige kop sproeide ik met heet water de brokken richting afvoer. De geur werd sterker. De bonkjes pasten niet door het putje. Ik had geen lenzen in en dacht dat het dan minder erg zou zijn als ik Harm zijn avondeten niet in mijn hand zou zien. Maar het gevoel van de slijmerige etensresten tussen mijn nagels en de dampende geur (tip, gebruik koud water), lieten mijn maag ook niet onberoerd. Met mijn schone hand propte ik wc papier in mijn neus en prakte de laatste drek door het putje. Daarna vloeide de chloor rijkelijk.

Hier had ik dus geen zin in. En ineens was daar de gloeilamp boven mijn hoofd. Idee! Ik heb zelf weleens kronkelend van de pijn en misselijkheid helse nachten beleefd. Google bood uitkomst. Nee, ik dacht niet voor dokter te spelen en was ook niet bang voor alle ziektes die op internet te vinden zijn (nou oké een beetje dan). Ik zocht gewoon iets wat mijn krampen en braakneigingen de kop in zou drukken. De tip was Domperidon. Met hangen en wurgen kreeg ik het mee bij de apotheek (ik kan heel aanhoudend zijn). Had het gelukkig nooit meer nodig gehad, maar het zou Harm nu vast goed helpen. Ware het niet, dat er ver weg een klein belletje ging rinkelen. Had ik niet ergens gelezen dat er mensen aan waren overleden? Iets met hartfalen enzo? Of heette dat anders? Al die stomme namen ook. Naast me borrelde Harm zijn soep al in zijn keel. Ik spurtte naar mijn medicijnbak en viste daar de Domperidon eruit. Het zuur kietelde Harm zijn huig al en haastig las ik de gebruiksaanwijzing. Ik negeerde de verlopen datum op het doosje en duwde Harm twee pilletjes in zijn bakkes. Slikken kreng. Oké, het ging iets zachtaardiger. Ik aaide hem over zijn bol (trok zijn hoofd naar achteren en duwde de pillen tegen zijn huig) en gaf hem een glaasje water. De golf kots trok zich terug en Harm had een heerlijke nacht. Ik niet, was als de dood dat hij zou stoppen met ademen. Of dat hij een aanval zou krijgen en ik hem moest reanimeren met het braaksel op zijn lippen. Dolblij was ik ’s ochtends toen ik zijn geblaf weer hoorde.
Inmiddels had hij zijn ziektekiemen goed verspreid en de Hulk groeide in mijn voorhoofdholte. Hij mixte hier een danceplaat met de hoempapa en danste als een malloot door mijn holtes heen. Soms perste hij zijn groene uitwerpselen door mijn neus. Er hing ook een bal achterin mijn keel. Een soort buurthuis voor mijn snotjes. Ik deed steeds vaker een greep in Harms assortiment griepbestrijders. De keelspray liet me kokhalzen. Wat een bocht. Daar spuit je zo een zwerm wespen mee tegen de muur. Geen pepperspray bij de hand? Dit voldoet ook prima. De hoest en keelpijn verdwenen niet. Toen ik afgelopen vrijdagochtend de laatste hand legde aan mijn boek, besloot ik gewoon eens voor mezelf te zorgen en een kruidentheetje te zetten. Had ik voor Harm zijn verkoudheid gekocht bij zo’n natuurwinkeltje. Baat het niet schaadt het niet. Nou schaden misschien niet, schijten des te meer. Ik ben in een kwartier vijf keer naar de wc gerend en was daarna 1,5 kilo lichter. Dat was ook het enige voordeel. Mijn keel voelde nog steeds als de Gobi woestijn en er waaide een gure prairiewind. Die kutkuch hield me weer de hele nacht wakker. Terwijl Harm zijn geblaf overging in een slaperige natte varkensknor, veerde ik bij elke hoest overeind. Ik had al eens eerder de tip gehad om je voetzolen dan in te smeren met Vicks en er sokken overheen aan te trekken. Dat had toen niet geholpen. Misschien had ik het niet goed genoeg gedaan. Nu smeerde ik midden in de nacht de mentholpuree tussen mijn tenen en masseerde het voor de zekerheid ook maar in mijn nagelriemen. Mijn voetzolen waren met zo’n dik plakkaat bedekt, dat ik er rustig blootsvoets mee de Noordpool zou kunnen overtrekken. Als ik zou willen. Maar ik wilde slapen. En trok mijn sokken weer aan. Ik focuste me op het placebo effect, omdat ik me helemaal het leplazurus kuchte. Het. Hielp. NIET.
Wat ook niet hielp was Luc die om het half uur kermend bij ons wilde liggen met zijn oorpijn. Al schaatsend op mijn Vickssokken verdween ik weer richting halve apotheek. Om het half uur probeerden we wat anders. Niets hielp. Arm ventje. Arme ik. Gaap. Gisteren besloot ik toch maar de hoestdrank te nemen die ik voor Harm had gekocht. Die stond er al even, dus ik duimde dat er nog iets in zat. Zoals het een echte Harm betaamt, had hij hem teruggezet met nog één druppel erin. Ik zette mijn mond aan de fles en vroeg me af, waarom die versuikerde rand om het glas zat. Met alle geduld wachtte ik op de verlichtende druppel. De verlichting smaakte anders dan ik me had voorgesteld. Mijn schoonmaakazijn is nog zoeter. Ik hoopte maar dat de bestandsdelen nog wel hun werk zouden verrichten in mijn keel, maar dat was een illusie. Een hel van een nacht volgde. Vanmorgen moest ik toch een pakketje wegbrengen bij onze supermarkt/postkantoor/apotheek en ik besloot nu maar gewoon iets voor mezelf te halen. Nieuwe hoestdrank en zuigtabletten. De kans is groot dat ze smaken naar zure zult of autoband. En niet werken. Daar kun je vergif op innemen.