‘Zullen we naar een klassiek candlelight concert gaan?’ vroeg Harm laatst.
‘Ja hoor, ik ben overal voor in’, was mijn antwoord.
Harm zaterdag: ‘parkeerkaart centrum Amsterdam kost gewoon 50,-, we kunnen ook verderop parkeren en dan met de fiets ernaar toe gaan.’
Hmmm, blijkbaar ben ik toch niet overal voor in.
Dus zocht manlief naar een parkeergarage waar de bus vlakbij stopte. Park & Ride (P+R). Alleen bleek je dan wel een aparte ingang te moeten nemen in de parkeergarage. Kwamen we achter toen we het OV kaartje niet uit de automaat kregen. Dus Harm betalen, weer uitrijden en ergens anders erin rijden. Tenminste, dat hoopte ik, toen ik in de parkeergarage stond te wachten. Dit zou voor Harm het ultieme moment zijn om van me af te komen. Hoe lang zou ik wachten? Voordat ik verward gillend en schuimbekkend door Amsterdam zou rennen? Of met aangekoekt snot in een hoekje van de garage gevonden zou worden? Onder een brug met zwervers een krant zou delen? Ik hou helemaal niet van kranten. Die geven zo zwart af. Ha, gelukkig, daar kwam Harm toch nog aan.
Bus in geprakt met duizenden anderen. Heerlijk gegeten in een Italiaans restaurantje. Vol goede zin naar de Rode Hoed. Gemberthee gehaald (lekker wild doen in Amsterdam) en in de rij staan voor de zaal. Daar bleek de thee wel mee naar binnen te mogen, maar dan in een kartonnen bekertje. Ik gauw de rij uit gerend om het over te gieten. Bleek niet helemaal te passen, dus als daar iemand is uitgegleden over een nat stuk gember, met terugwerkende kracht mijn excuses. Harm was inmiddels verdwenen, die had ondertussen een mooi plekje gescoord op de tweede rij. Ik nam plaats achter een man, waar zijn jas van op de grond viel. De man naast Harm ging nog even naar de wc en ik was bang dat hij zou uitglijden over het nylon jack. Dus tikte ik mijn overbuurman op de schouder en gaf aan dat zijn jas was gevallen.
‘Dah zijt echt heeeeeeel vriendelijk van u’, zei hij op sarcastische toon. Ik begreep het niet en legde uit dat er bijna iemand op was gaan staan. Hij trok bruusk zijn jas om de rug van zijn plastic stoel en draaide zich om.
De host kwam op en vertelde in het Engels dat er gedurende het concert niet gefilmd/gefotografeerd mocht worden, behalve bij de laatste set. Daarna kwamen vier mannen tussen de flakkerende ledkaarsen zitten. Drie met een viool en eentje met een cello. Ze begonnen te spelen en de zaal werd gevuld met klassieke noten. Ik keek naar de muzikanten. Wie waren zij? Deden ze dit elke dag? Genoten ze ervan? De cellist leek een los hoofd te hebben. Het schudde heen en weer boven zijn bladmuziek. Zo’n wiebelhoofdje van een poppetje wat sommige mensen in de auto hebben staan. Verkochten we vroeger ook in hondvorm bij de Xenos. Toen vroeg ik me al af wie zoiets neerzette in de auto. Pfff, al die gedachten.
De man voor me pakte zijn mobiel en begon te filmen. De vrouw twee stoelen verderop ook, die hoorde bij hem en zijn broer, die ertussen zat. De vrouw werd aangesproken op haar filmgedrag en deed haar mobiel weg en probeerde daarna de telefoon uit de handen van mijn overbuurman te trekken. De worsteling had geen effect, behalve dat de klassieke muziek niet echt rustgevend werkte zo. Ik probeerde me niet te irriteren aan de man, maar mijn gedachten hield ik niet tegen. Hoe waren de verhoudingen tussen deze drie mensen? Man en vrouw? En mocht de broer mee op dit toeristische uitje? Misschien was hij zwakzinnig? Dan kon je het hem niet kwalijk nemen? Of wel? De man naast Harm vond overduidelijk van wel en tikte de filmende man boos op zijn schouder en gaf nogmaals aan dat er niet gefilmd mocht worden en of hij zijn camera uit wilde zetten. Ik kon niet zien of mijn overbuurman daarnaar handelde.
Zonde dit. Zoveel afleiding van de muziek waar we voor kwamen. Normaal luister ik thuis naar klassieke muziek als ik gek word van huisgenoten die allerhande geluiden produceren, denk aan gillende YouTubers, TikTokkers en Snapchatters. Als dat geluid dan nog door mijn noise cancelling koptelefoon heen dringt, zet ik heerlijk een pianospel in.
Nu voelde ik me ook niet bepaald zen, door het overvolle luide Amsterdam en daarna de voelbare frustratie van mensen om me heen naar mijn obstinate overbuurman. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde me te focussen op de muziek en visualiseerde mezelf in Schotland. Nooit geweest. Maar de muziek paste daar voor mijn gevoel bij. Gebergtes, groene vergezichten, mist, heldere beekjes. Even lukte het me.
Toen donderde ergens wat kaarsen om. Gehoest. Kartonnen bekertjes die over de vloer rolden. De gespannen sfeer door de eikel voor me.
Ik kreeg de behoefte om de brilpootjes van achter zijn hoofd omhoog te tikken en dan weer met mijn ogen dicht met de cellist mee te bewegen met mijn hoofd. Maar dan zou hij Harm ervan verdenken, de bril van zijn hoofd getikt te hebben. Straks rolden zij hier al mattend over de grond en…
Oproer. Mijn overbuurman greep ineens de man naast Harm bij de revers van zijn jas en de vrouw (van zijn broer?) trok de mannen uit elkaar. Gezellig dit.
Na een uur stonden we een beetje gedesillusioneerd weer buiten. Gelukkig was het rustiger en donker geworden. De kerststerren schitterden in de straten en we liepen hand in hand over de bruggetjes. Gezellig. Nu wel weer snel naar huis (Luc zat alleen thuis en durfde niet naar boven, ons schattige smurfje). Harm zag de bus aan komen rijden en besloot te rennen. Dus ik erachteraan. Zie je me gaan? Rennend door Amsterdam? Harm was intussen bij de bus aanbeland en klopte op de zijkant, zodat hij zijn deuren open zou doen. Maar de buschauffeur zag dat als teken om weer op te trekken en door te rijden.
Kwam ik als een hinde nog hijgend aangehuppeld. Een man bij de bushalte keek ons vreemd aan.
Ineens vond ik het toch wel wat donker. Wat als iemand ons hier zou beroven? Niet dat het hem iets zou opleveren. Harm had zijn portemonnee met rijbewijs en pasjes thuis gelaten, want doet alles met zijn mobiel. En ik ben dan niet heel feministisch, want mijn portemonnee lag ook thuis. In mijn tas zaten alleen mijn vijf jaar oude mobiel, handcrème en drie lippenstiften. Maar ja, dat wisten die overvallers niet. Gelukkig kwam de volgende bus er vrij snel aan en namen we plaats tegenover twee jonge meiden. Lekker meeluisteren met hun gesprek.
‘Zou jij mij een familiemens noemen?’, was één van de meisjes benieuwd.
‘Nee, niet echt. Maar je houdt er wel enorm van,’ was het tegenstrijdige antwoord van haar hippe vriendin, die het liever over wat anders wilde hebben. Zichzelf bijvoorbeeld.
‘Check mijn nieuwe tas. Gemaakt van regenjassenmateriaal. Was eigenlijk 450,-, maar ik vond hem ergens online voor 112,-. Moest nog wel invoerrechten betalen, maar 150,- is wel echt een koopje toch?’ vroeg ze om bijval aan haar vriendin.
‘Fucking geniaal’, beaamde die.
Hun ontzettend boeiende gesprek werd overstemd door geschreeuw van dronken jongeren achterin de bus.
Als ik een dag in een Amsterdamse bus zou vertoeven zou me dat voer voor meerdere blogs opleveren bedacht ik me. Op de heenreis tussen mijn mede reizigers had ik al zoveel indrukken opgedaan. De vieze warme, klamme stang waar ik me aan vasthield (en waardoor ik me afvroeg waarom ik geen desinfecterende handgel in plaats van handcrème had mee genomen), de verscheidenheid aan mensen. Backpackers, jonge meisjes met transparante crop tops, een moeder met een kinderwagen. Waar ik bij elke bocht bijna op viel. Wat ik nog even heb overwogen om te laten gebeuren, dat zou misschien het kind met schelle krijsstem smoren als ik erbovenop lag. Ik probeerde me toen te focussen op de vrouw met hoofddoek naast me. Die keuvelde zachtjes in het Arabisch met haar zus aan de telefoon. We zaten zo dicht op elkaar geplakt, dat ik letterlijk op haar scherm zag staan: Zus. Dat maakte me warm van binnen. Maar het kon ook komen door de hoeveelheid mensen die tegen me aan gedrukt stond. Het meest fijne aan het openbaar vervoer is er weer uit stappen. Harm wist gelukkig waar. De parkeergarage waar we stonden heette Bos en Lommer, dus we stapten uit bij bushalte Bos en Lommer. Maar dat schijnt zo niet te werken in Amsterdam. Een bushalte te vroeg uitgestapt. Dus moesten we nog tien minuten lopen naar de parkeergarage. We hadden wel netjes onze OV kaartjes uitgecheckt (ik voelde me daardoor echt een wereldreiziger) en ik volgde Harm zijn voorbeeld daarna toen hij zijn kaartje in de prullenbak gooide.
Terwijl ik dat deed vroeg ik me af, of we deze toch niet nog nodig hadden bij de parkeergarage. Dat bleek het geval, waardoor Harm alsnog het volle pond kon betalen.
Hoe lekker is het om dan in de auto te stappen. De mensen, lampjes, geluiden, alles buiten te sluiten. Beetje kletsen. Intrinsiek ontspannen. Totdat een incognito politiewagen voor je komt rijden, met van die rode flikkerende woorden: STOP. POLITIE.
Toch fijn als je man 140 rijdt en geen rijbewijs bij zich heeft. Even kreeg ik weer een warm gevoel van binnen, maar dat verdween toen de politie daarna de afslag nam. Wat een avond. Ik keek opgelucht naar Harm. Hij noemde me liefkozend (tenminste dat hoop ik): ‘provinciaaltje’.
Voor ontspanning hoeven we voortaan niet naar Amsterdam, dan zet ik wel weer mijn koptelefoon op :-).
