Daar sta je dan, lichtelijk (om je heen kijkend of niemand het ziet) beschaamd, te wachten op een terreinwagen vol reclame. Zelfs je hand opstekend (alsof het een taxi is) als er één voorbij komt scheuren. Onze chauffeur komt iets te laat aangeraced. Ziet eruit als smeagol met een paars Adidas shirt. Hij brabbelt wat (Hello precious?) en trekt de kofferbak open. Instappen maar. Het is een soort laadruimte met bankjes met skyleren zittingen. Een prettig vooruitzicht als het dan al 33 graden is. Als varkens die naar de slachtbank gaan kruipen we erin.
Voor ons zit een Engelse moeder met haar al even Engelse dochters. Hello there. Voorin zit de chauffeur en blijkbaar zijn we compleet. Raar, ik dacht dat Harm zei dat we met z’n tienen in dit vehikel zouden zitten. Ik zal er niet om klagen. Het gaspedaal stevig indrukkend beginnen we de tocht. We rijden rap door de straten van Paphos en af en toe grombelt Gabriel (niet de engel, maar onze chauffeur) wat informatie. We leunen allemaal naar voren om zijn slechte Engels proberen te interpreteren, maar ik geef het al gauw op. Te warm. Bij elk woord wat er uit hem komt, schreeuwt Luc ‘wat zegt hij, wat zegt hij?’. Geen idee, zeker niet als jij er tussendoor kletst en de wind door de raampjes giert.
Oh, die wind. Wat klinkt dat als een heerlijk verkoelend briesje. Maar wat er werkelijk door alle raampjes naar binnen stootte was hitte. Verzengende hitte. Alsof er een hand zand met zout omhoog werd gegooid en met drie föhnen naar binnen werd geblazen. Op de heetste stand. Ik wist niet eens dat ik kon zweten vanuit mijn knieholtes. Alsof er een kraantje werd open gezet.
Smeagol aan de telefoon. De Engelse moeder begreep eruit dat hij twee mensen vergeten was en we terug moesten. Met piepende banden keert hij om en laat een bouwvakker als een oranje stipje in een zwarte wolk uitlaatgassen verdwaasd achter zich. Ik zie nog de gezichtsuitdrukking van het oranje vestje. Ik hoopte dat hij mij niet zag door die wolk. Ik ben hier niet. Ik hoor hier niet bij.
Lina ligt ondertussen als een godin op het bankje en Harm en ik fantaseren hardop dat ze zo tegen de harige, bezwete witte bierbuik van een Engelsman aan moet liggen. Ah, die gruwel op haar gezicht, daar doe je het voor. In werkelijkheid zijn het twee ondefinieerbare vrouwen, spierwit, waarschijnlijk moeder en dochter. Afkomst onbekend. Ik dacht Engels, maar Lina gokte Pools. Of Russisch. Ik had niet de behoefte om het te vragen.
De achterstand proberen in te halen, vlogen we over de weg. Het oranje (nu half zwart geblakerde) mannetje zag ik al op voorhand in het gat in de grond springen. Wijs besluit. Uiteindelijk belanden we bij nog twee eensgezinde wagens volgepropt met randdebielen. Eenmaal buiten begint de leider van de roedel (Zijkos, Zakkies, Zikanos o.i.d.) zijn welkomstpraatje. Leuke kerel, spraakzamer en verstaanbaarder dan onze bestuurder.
We bezoeken een bananenplantage, de sea caves, Lara bay (schildpaddenstrand zonder schildpadden) en stoppen abrupt op een bergtop in een stofwolk. De bestuurders stappen uit en beginnen aan takken met gele bloemetjes te rukken. Door onze luchtgaten worden ze naar binnen gepropt. Ruiken. Ahh, beschuit met muisjes, ik heb er meteen trek in. Likkend aan de stengel leer ik dat van anijs ook Ouzo gemaakt wordt. Je steekt nog wat op ook, op zo’n dag.
Wanneer we stoppen bij een plek waar Turkse Cyprioten weer huizen gaan bouwen tussen de Griekse kant en daar uitleg over gegeven wordt, grijp ik mijn kans en schiet ik een leegstaand schuurtje in om mijn bikini aan te trekken. Tussen de keutels en de stro. Zonder deur. Alsof ik niet genoeg uitdaging in mijn leven heb.
Een man in een tanktop trekt deze gehele uitdaging slecht en vraagt of er een taxi kan komen. Euh, op deze ongeasfalteerde berg? Nee, dat kan niet. Ik snap de kale kerel wel. Je voelt je als een tennisbal in een droger vol klam wasgoed. Wat elke keer bijna van de afgrond afdondert. Meneer heeft hoogtevrees en tja, echt veilig voelde niemand zich op de smalle bergpaadjes vol gesteente met diepe dalen naast je. Alle kanten werd je op geslingerd. Ik hield me goed vast aan de reling voor me en trok daarbij af en toe een pluk haar uit een van de Engelse dochters voor me. Ze gaf geen kik. Ik denk dat het in het niet viel met de totale rit, of ze was weer eens flauw gevallen (daar begon de dag al goed mee). Iedereen had zo zijn ontberingen. Bij scherpe bochten had ik ook af en toe innig contact met de Poolse/Russische moeder die in mijn nek schoot en daar vastplakte. Met haar elleboog.
Helemaal geradbraakt, bezweet en met een bos piekerig strohaar kwamen we daar waar het ons allemaal om te doen was; The Blue Lagoon. Alsof je in een verkoelend zwembad stapt met turquoise geschilderde wanden. Zo zie je het alleen in boekjes, op tv of als je zes filters over je foto gooit. En nu dreef ik daarin. Zelfs even met ons duikmasker op zoek gegaan naar visjes. Harm lachte zich kapot toen ik hijgend door dat masker enthousiast probeerde duidelijk te maken dat ik een vis had gezien. Een witte. Daar knapt een mens van op. Vervolgens nog een kudde zwarte visjes gespot en toen bleek iedereen al weer terug in de auto’s te zitten. En wij nog op het gemakje naar de kant zwommen. Glunderend.

Ja, we zijn ook nog wezen lunchen (met bruine garnalen, ijs wat smaakte naar parfum en Souvlaki voor Harm die 10 minuten voordat we vertrokken werd geserveerd), aan een dooie tak tijm geroken, naar het bad van Aphrodite en zwemmen in het ijskoude water bij de waterval van Adonis. Leuk, echt, maar die Blue Lagoon…mijn hoogtepunt van de dag. ‘S avonds in het zwembad zwom ik met mijn pijnlijke zak botten richting Harm.
‘Lieverd, gaan we ooit samen nog eens terug naar de Blue Lagoon? Echt duiken, met van die gasflessen op onze rug?’
‘Tuurlijk schat, maar zullen we eens gek doen en dan gewoon een zuurstoffles gebruiken?’
🙂
Joke eikelenboom
augustus 11, 2017Ik zie het allemaal gebeuren ,ik hoor je het gewoon vertellen!!!