Ik heb aan een hoop dingen een hekel, maar te laat komen staat toch wel echt in mijn top 3. Nog zie ik de hele familie hun hoofden omdraaien toen we te laat kwamen op mijn oma’s begrafenis in de kerk. Onze hakken weergalmden tussen het orgel en de houten kerkbanken. Terwijl iedereen bad voor oma of bijbelse verhalen die ik niet kende, kneep ik mijn handjes fijn en smeekte of dit de laatste keer kon zijn dat we zo beschamend te laat zouden komen. Omdat mijn vader zich pas ging scheren terwijl wij met de jassen al een half uur bij de deur stonden. Met veel dingen schijn je later op je ouders te gaan lijken. Nou gelukkig lijk ik hierin op mijn moeder en niet op mijn vader. Dus verschijn ik een half uur van tevoren op sollicitatiegesprekken, bij de tandarts en meer van dit soort aangelegenheden.
Wanneer de kinderen de kop om de deur steken, wordt het al lastiger om op tijd te komen. De behoefte is sterk aanwezig om net je luier vol te kleien als net alle tassen, doekjes, speeltjes etc in de kofferbak zijn gepropt. Bij het verschonen blijkt dan uiteraard ook net die nieuwe broek en romper doordrenkt te zijn van de zure kak. Als een ware goochelaar probeer je het kind stil te houden om verdere poepverspreiding te voorkomen. Terwijl je je kroost in autostoeltjes wurmt, zie je op je horloge dat je uitloopt. Met het wegscheuren bleek het boertje toch nodig. De vliegende drempel zorgt nu namelijk voor een reünie met de zojuist naar binnen gewerkte fles melk. Je negeert de zure lucht en neemt je voor de volgende keer een ruimere tijd af te spreken. We komen tussen 2 en 4. Zoiets. Moet lukken.
Gelukkig is de tijd met flesjes, luiers en slaapjes voorbij. Nu zou ik dus weer altijd op tijd kunnen komen. Dat ging me prima af. Tot vandaag. Ik moet het even kwijt. Om half 11 had ik een afspraak voor de 2e keer bij de transformatiecoach. De eerste keer reed ik het adres (jawel mét TomTom) vijf keer voorbij, maar was ik nog 10 minuten te vroeg. Het voorwerk was nu dus gedaan. Ik bracht vandaag eerst Lina in Den Haag. Na wat geklets begon de tijd zich al aan me op te dringen. Maar de adressen waren beiden in Den Haag, dus moest goedkomen. Ik haastte me met de lift naar beneden en zag dat ik nog 8 minuten had. Nou loopt mijn horloge sowieso een paar minuten voor, zodat ik me ’s ochtends extra haast en dus altijd op tijd kom (ja, ik trap daar nog steeds in). Terwijl ik naar buiten wil lopen blokkeert een nieuw schuifdeursysteem mijn weg. Kostbare seconden tikken voorbij als ik voor de deur heen en weer loop, een aanloop neem en zwaai naar de sensor. Ik hou me in om tegen de deuren aan te schoppen en ga maar even bellen. Voicemail. Uiteraard. Dan maar weer terug naar boven. Eer die lift er dan weer is, ben ik al een halve grijze kop verder.
Eindelijk weer boven leg ik het euvel uit. Er blijkt een zilveren knop ergens aan de muur te zitten en die moet je indrukken. Oké, ik ren terug naar de lift. Die neemt zijn tijd, die ik al niet meer heb. En dan is hij er overduidelijk; de wet van Murphy. Alles zit tegen. Ik maak geen grapje als ik zeg dat die liftdeuren niet meer dicht gingen. Met beleid drukte ik voor de zekerheid het ‘laat-de-liftdeuren-aub-dichtgaan-knopje in, maar er gebeurt niks. Bijna ram ik hem in, maar alsof hij het voelt, komen de deuren langzaam in beweging. Serieus, als ze bijna dicht zijn, gaan ze met hetzelfde slakkentempo weer open. Arrrgghhhh. Dit meen je niet. Ik probeerde mijn geduld te bewaren, maar het was verdwenen. Ergens wist ik namelijk al, dat ik te laat ging komen. Hopelijk maar 5 minuten. Minus mijn verzette horlogetijd, zou dat nog niet zo’n ramp zijn. Ik bid zelden, maar nu bad ik toch echt dat die lift niet vast kwam te zitten. Maar verrassend snel opende de deuren zich weer. Ik heb al 1 voet over de drempel als blijkt dat ik gewoon een verdieping lager ben aanbeland. Een vrouw stapt op haar dooie akkertje naar binnen en ik druk schuimbekkend weer op 0. Met mijn neus tegen de deur sta ik te grommen en bij het opengaan speur ik de muur af. Alsof ik de mega-blubber-power-race (wie kent em niet) moet winnen, ren ik als een dolle naar de knop, geef hem een beuk en wurm me door de deuren. Als een dwaas ren ik naar mijn auto en start mijn auto.
Laat TomTom het aub doen, prevel ik tegen mijn dashboard. Die kent geen medelijden. No Mercy. Want ik weet dat als TomTom een halve minuut scherm heeft getoond, hij het wel weer welletjes vindt voor vandaag. Maar met het volume op dovenstand, hebben we toch een manier van samenwerken gevonden. Helaas heeft mijn ouderwetse apparaatje meerdere gebreken. Bij een lange rit, raakt hij oververmoeid en als je dan een nieuw adres in wilt voeren, kent hij ineens alleen nog maar de letter R van het Alfabet. Die toetst hij zelf ook meermalen achter elkaar in. Hij brengt me dan ook alleen nog op nummer 0. Dus terwijl ik mijn best doe om niet aan te komen op Rrrrrrrrrrrrr 0000000, zie ik dat ik nog 1 minuut over heb. Mmm, kleine kans dat ik dat ga redden. Mijn navigatie vliegt door de auto en ik zoek de app op mijn telefoon. Laatste veld. Uiteraard. Dom van me. Eer dat is opgestart hoor ik in mijn hoofd de kerkklok op vol volume. BIMBAM het is half 11. Ik onderbreek de zoekactie van mijn app en bel mijn coach. Niet bijster vriendelijk pers ik eruit ‘ik kom later. Op welk nummer zit je ook alweer?’. Ik scheur van het parkeerterrein af en laat mijn app het adres opzoeken. Op een haar na ram ik de slagboom. BAMBAM weer terug over een metalen richel. Kaartje in de gleuf en ik cross met piepende banden het terrein af.
Yes. Mijn app begint te praten. Alleen ben ik blijkbaar de verkeerde kant op gereden. Hij stuurt me weer terug. Alsof het kreng maar 1 zin kent (probeer om te keren), probeer ik aan de route te voldoen. Maar hij stuurt me gewoon terug. Sla linksaf. ‘WAAR DAN?’ krijs ik door de auto. Als ik deze navigatie volg, rij ik zo de supermarkt binnen. Misschien is het een verkorte route, maar ik denk ook eentje voor de cel, dus ik zet de auto bruusk aan de kant. Vis TomTommie onder de stoel vandaan en zet hem hardhandig uit en met een nepglimlach weer aan. ‘Je kunt het. Kom op, je kunt het’, spreek ik het ding moed in. Ik durf inmiddels al niet meer naar mijn klokje te kijken. En voordat TomTom in de gaten heeft dat hij aan ouderdomskwalen lijdt, ram ik het adres erin. En hij doet het! Whoehoe. Ik breek alle snelheidsrecords op de snelweg, maar probeer binnen de bebouwde kom mijn rijgedrag weer aan te passen. Dat daarna alle stoplichten op rood springen voor mijn bumper, was gewoon logisch. Ik verwacht ook nog wegwerkzaamheden, een ongeluk, open brug of UFO landing ergens tussendoor, maar dat ontbrak er nog maar net aan. De stoom kwam ondertussen uit alle gaten en een sauna meester zou jaloers zijn op de bereikte temperaturen. Er behoefde echt niet nog meer olie op het vuur. Ik gooide de ramen open en zette de verwarming op standje vrieskist. Enigszins onderkoelt en trillerig kom ik uiteindelijk 20 (!!!) minuten te laat. Beschaamd met de staart tussen mijn benen loop ik achter mijn lieve coach aan. Ze maakt er geen woorden aan vuil. Het gaat uiteindelijk ook van mijn eigen tijd af. Maar zij heeft op mij zitten wachten. Dat vind ik zo erg. Dat ik de sessie eigenlijk al jankend wilde beginnen. Zo opgefokt was ik.
Na afloop loop ik relaxed terug naar mijn bolide. Ontspannen stap ik in. Geen haast meer voor vandaag. En met het gevoel van Pierrot. Met een lach en een traan. Hoe doet ze dat toch? Ik voel me (te) gek. Terwijl een traan over mijn wang biggelt, breekt een glimlach door. Als de zon tussen regenwolken. Hallo regenboog. Als de pot goud ook maar niet transformeert. In een vette snelheidsboete…
Guido Friskes
januari 21, 2014Geen stres, komt allemaal goed. Kusje erop.